Kazachstan /Oezbekistan

8 juni 2010

Nukus (Oezbekistan) - De steppe is schier eindeloos. De wegen zijn recht en het enige wat me rest om te doen is te fietsen. Bijna meditatief fiets ik vooral tegen de wind; de kilometers in Kabbalistische nummers vertalend. Warm zijn de onthalen bij mensen thuis!

Ik vertrek uit Astrachan op de donderdag. In de morgen is er een nog een televisie ploegje langs geweest en heb ik mijn verhaal voor de vierde keer verteld. De dagen in Astrachan waren heerlijk. De temperatuur was mediterreaan en de stad is erg relaxed. Met mijn gastheer Vladislav ben ik op de woensdag wezen vissen in de delta van de Wolga. Deze is erg uitgestrekt en hij heeft daar ergens een huisje op twee uur rijden van Astrachan. Twee keer met een pontje over een zijarm van de Wolga en we waren er. Ik heb daadwerkelijk vis gevangen en de katten van de binnenplaats in Astrachan zijn blij met de kleintjes die ik aan de haak had geslagen. De meeste heb trouwens terug gegooid. De dinsdag ervoor heb ik lekker niets gedaan dan lummelen op de vele bankjes in de stad.

Vertrekken uit Astrachan werd makkelijk gemaakt door een lekker windje in de rug. Het was fijn om weer te fietsen. Nog net in de stad rij ik mijn achterband lek. Een snakebite (band te zacht en dan op een rand in het wegdek snijdt de velg op twee plekken door de binnenband). Ik vervang de band en ga verder langs allerlei zijarmen en meren. Dit gebied staat in de lente onderwater en droogt daarna op in de zomer. Ik fiets over een pontonbrug en kilometers verder kom ik bij de grens met Kazachstan. Het is weer totaal onduidleijk wat de procedure is. Sta in een rij, geef mijn paspoort en krijg mijn uitreisstempel. Mag ik nu de grens over? Vraag het na en ik wordt weggewuifd. Moet nog wel even wachten totdat ze klaar zijn met het doorlichten van een bus met een rontgenapparaat. Het is 13 km rijden naar de grenspost van Kazachstan. Daar weer in een rij staan. formulier invullen. In de verkeerde rij staan. In de goede rij afgesnauwd worden, want de vrachtwagenchauffeurs hebben voorrang. De beambte ergert zich aan mij dat ik de procedure niet ken. Inlevend vermogen van een bureaucraat. Ik krijg mijn stempels en hoewel de lonely planet zegt dat je je kunt registreren bij de grens, lukt het me niet. Dan maar in Atyrau, waar ik binnen enkele dagen ben.

Ik slaap achter een elektriciteitsverdeelstation en nog in de schemering komen twee jongens met twee kamelen voorbij. Ik ben echt ver weg van Nederland! We maken een praatje en worden opgegeten door de kleine muskieten die ze hier hebben. Mijn gastheer in Astrachan had al voor ze gewaarschuwd. Ze zijn werkelijk zeer irritant en vreten me letterlijk op. In de tent krijg ik ze niet kapot omdat mijn hoofdlampje het niet doet. Ik sla wat willeurig plat en slaap desondanks goed.

Totaan Atyrau heb ik wind mee of zijwind. Het is lekker fietsen en halverwege slaap ik in achter een cafe. Als ik eet in het cafe betaalt een gast mijn rekening. Ze zijn super aardig en gastvrij hier. Het landschap is alleen nog maar steppe af en toe opgesierd met een ja-knikker. Je ruikt dat dit olievelden zijn.

In Atyrau neem ik een hotel maar van registeren en slapen komt niets terecht. Het registeren kan alleen op werkdagen en het is zaterdag en slapen lukt beter als de airco het doet en er geen disco in het hotel is. 's Ochtends ga ik een stuk of twintig geldmachines langs voordat ik eindelijk geld heb. Ik fiets naar het plaatsje Dossor en de wind is nu tegenwind. In een een wegrestaurant kan ik mijn duits oefenen op een man en word ik gekoppeld aan de kokkin die ook 43 jaar is. Geen goesting in dus ik vertrek snel nadat ik de Plov en de cola naar binnen heb gewerkt. In Dossor krijg ik eerst een slok bier van wat jongens die een autoband aan het verbranden zijn. In het eerste cafe vraag ik naar een plek voor mijn Palatka (tent). Meteen raak, achter het cafe mag ik slapen. De eigenaresse houdt persoonlijk toezicht op me en jaagt alle jeugd resoluut uit mijn buurt. Ze is een behoorlijke Kenau.

De weg naar Kulsary is pal tegen de wind en volledig in een meditatie staat doe ik de 122 kilometer. Met mijn voeten maak ik cirkels die perfect moeten zijn, naadloos aansluitend op elek volgende cirkel. Ik kom mijn tijd door. Vermoeid met veel dorst kom ik in Kulsary en bij een winkeltje vraag ik naar een plek voor mijn tent. Die krijg ik niet, ik mag op de buitenliving (balkon) slapen. Ik krijg te eten en in een mok meer dan een halve liter koffie. Ik kan me wassen in de Banja en mijn kleren gaan in de wasmachine! 's Ochtends neem ik afscheid en na tien kilometer tegen de wind fietsen kom ik erachter dat mijn kleren nog liggen te drogen bij mijn slaapplek. Het voordeel van tegenwind is dat je zo weer terug bent en na wat rusten begin ik echt aan de nieuwe etappe. Deze eindigt na veel kilometers aftellen, spelletjes in mijn hoofd in een dorpje waar ik te midden van een kring van huizen mijn tent mag opzetten. Ik krijg te eten nadat ik zelf ook al eten heb gekoookt en naast de thee krijg ik ook gefermenteerde paardenmelk. Lekker!

De volgende dag is eigenlijk hetzelfde. Behalve dat de zon nu merkbaar begint mee te spelen. Het is nu bloedheet overdag en ik drink liters water. Halverwege is er nu een cafe/theehuis waar ik even kan liggen en Plov eten. Drink weer eens een liter cola en neem weer enkele flessen water mee. Vlak voordat ik in Benneye aankom, komt Alexei en Russische fietser me achter op gefietst. We gaan samen opzoek naar een hotel en eindigen in een pension. We delen de kamer. Hij gaat naar Moynak om de gestrande schepen van de Aralzee te zien. Dat is een eind in mijn richting en we besluiten samen op te trekken. Alexei fietst op een MTB met een rugzak. Hij heeft een tent bij zich maar geen slaapzak.

In de ochtend koopt Alexei een deken op de markt en we vertrekken naar de grens van Oezbekistan. Het zou 50 km zijn maar het blijken er 86 te zijn. Min visum gaat pas de volgende dag in maar dat is geen probleem, want we halen de grens toch al niet in 1 dag. De wind is erg hard tegen en de weg is onverhard. Er rijden veel vrachtwagen en ik rij met een doek voor mijn mond tegen de stof. Alexei is veel langzamer dan ik. Ik kan niet zo langzaam zoals hij gaat. Ik fiets in mijn eigen tempo door en wacht op en afgesproeken punt op hem, kook mijn eten en schrijf wat in mijn dagboek. Als het donker wordt zoeken we in de steppe een plek voor onze tenten. We doen dit uit het zicht aan de andere kant van de spoorlijn. In de ochtend blijkt het er vol met schorpioenen te zitten. De fietssandalen die ik heb zijn nu opeens een slecht idee!

De dertig kilometer naar de grens zijn zwaar. Veel wasbord en de wind en zon zijn erg fel. De passage van de grens gaat eigelijk heel makkelijk. Wel weer alle loketten gezien omdat het totaal onduidelijk is waar ik moet zijn. Ondertussen bij het wachten mijn schoen gerepareerd. De hielband begint los te raken. Eenmaal over de grens wacht ik op Alexei die drie uur later komt. Hij had veel problemen met passeren van de grens. Hij is ook het type dat grappig is tegen beambtes. Tip: nooit doen! Het wachten is lastig door alle aandacht die ik trek. Ik krijg het een beetje op mijn heupen van al diezlefde vragen die ik telkens vriendelijk beantwoord. Ik wissel wat dollars voor som bij een zwartgeld handelaar.

We fietsen naar de een plaatsje waar we in een theehuis heerlijke Lachmann krijgen. Erg goed! In de schemering rijden we verder. Er is nu geen wind meer en we rijden al pratend door het donker verder. Hij is een erg bang voor bandieten en heeft te horen gekregen dat het hier vol mee zit. Ik wil dat niet geloven, al is het alleen maar om mezelf niet bang te laten worden. Het is altijd het zelfde verhaal. Verderop wonen altijd de kwaden! Ik vraag bij een huis of we mogen slapen en dat kan. We moeten wel oppassen voor de buren want dat zijn criminelen! Daar gaat mijn optimisme over de goedheid van mensen. We slapen uiteindelijk naast een politiepost die geen garanties voor de veiligheid van onze fietsen wil geven! Alexei krijgt in de nacht lege flessen naar zijn tent gegooid en iemand plast over zijn tent. Welkom in Oezbekistan! Ik hoor wel het gegooi van de flessen, maar slaap voor de rest lekker.

Het volgende plaatsje ligt op 140 km en als we beginnen te fietsen is het duidelijk dat het loodzwaar wordt. Ik heb 10 liter water bij me. Volgens afspraak nemen we afscheid van elkaar. Ik ga zoveel sneller dan Alexei dat ik niet kan blijven wachten op hem. Als ik 30 kilometer verder ben komt hij in een truck voorbij. Hij had bedacht dat zijn tempo te laag was om het uberhaupt te redden totaan het volgende plaatsje, zeker omdat hij weinig water mee kan nemen.

Het is loodzwaar en bloedheet. Ik drink me suf en krijg buikpijn van alleen dat water dus ik probeer ook te eten, maar in de hitte is dat lastig. Na 100 kilometer kook in een duiker onder de weg, de enige schaduw, macaroni met veel zout en ook wat teveel peper. Het gaat daarna beter en ik kom in de schemering in het plaatsje aan. Ik heb besloten om 's nachts te gaan fietsen en zo de wind en de zon te mijden. Ik eet wat Plov en drink cola en mag even in een aparte ruimte slapen. Om half een in de nacht stap ik weer op mijn fiets. Volgeladen met water en zoete koekjes. Ik rij heerlijk door de nacht. Er is nauwelijks verkeer en die zie je werkelijk tientallen kilometers van te voren aankomen. Op de weg zie ik allerlei beesten wegschieten, marmotten en schorpioenen.

Het is licht als ik bij het volgende plaatsje kom, waar niets is. Ik rij verder en ontbijt op wat betonplaten. Ik begin nu aan mijn ochtendetappe naar Kungrat. Het blijkt onverhard te zijn met heel veel wasbord. Mijn kont is ondertussen rauw van de lange etappe en het begint pijnlijk te worden. Op een gegeven moment zie ik echter een vallei met bomen en heel veel groen. Het einde is nabij! Ik kom uitgeput maar erg tevreden in Kungrat aan. Met veel aanwijzingen en achter een minibusje aan te hebben gereden kom ik bij een pensionnetje aan. Ik kan daar heel goedkoop slapen. Ik kom er te laat achter dat het komt omdat er geen badgelegenheid is. Ik ben te moe om er iets aan te doen. Ik suf wat door de dag en besluit de volgende dag naar Nukus te gaan en Moynak te skippen. Het zou toch alleen maar ramptoerisme zijn. Op de bazaar koop ik nog wat koekjes en cola. Ik slaap onrustig.

Gisteren heb ik de rit naar Nukus gemaakt. Ik was nog steeds moe en het was niet zo lekker om op mijn zadel te zitten. Toch weer meer kunnen genieten van de bomen en het landschap. Ik kom nu echt in een gebied waar iets te zien valt en ik verheug me erop. Kan nu ook mijn ritme gaan aanpassen, minder kilometers en meer bezienswaardigheden. Dit wordt leuk. De mensen zijn minder open dan in Kazachstan. Wel veel getoeter maar niemand die even stopt voor een praatje. Er zijn twee soorten toeters heb ik gemerkt. De eerste is om je aan te moedigen, de andere is om aan te kondigen dat er een witte auto aankomt die niet van zijn lijn afwijkt.

Op een bazaar in Nukus koop ik fruit en omringen een twintigtal mensen mijn fiets. Leuke mensen! een Jongen vraagt of hij mijn horloge mag hebben. Natuurlijk niet. Gisteren wou de pensionhoudster mijn telefoon hebben. Een man fietst met me mee om de weg te tonen. In het hotel neem ik een kamer voor mezelf en als blijkt dat de er geen water is, moet ik een scene maken bij de receptie om een andere kamer te krijgen. Het bier in het cafe is echter goedkoop en dat compenseert veel!

Ik ga zo naar het museum hier, dat een goede collectie moet hebben. Ik ben benieuwd.

 

8 juni 2010 - 01.jpg 8 juni 2010 - 02.jpg 8 juni 2010 - 03.jpg 8 juni 2010 - 04.jpg 8 juni 2010 - 05.jpg 8 juni 2010 - 06.jpg 8 juni 2010 - 07.jpg 8 juni 2010 - 08.jpg 8 juni 2010 - 09.jpg 8 juni 2010 - 10.jpg 8 juni 2010 - 11.jpg 8 juni 2010 - 12.jpg 8 juni 2010 - 13.jpg 8 juni 2010 - 14.jpg 8 juni 2010 - 15.jpg 8 juni 2010 - 16.jpg 8 juni 2010 - 17.jpg 8 juni 2010 - 18.jpg 8 juni 2010 - 19.jpg 8 juni 2010 - 20.jpg 8 juni 2010 - 21.jpg 8 juni 2010 - 22.jpg 8 juni 2010 - 23.jpg