18 okt 2010 (1)
Shangrila - Wauw, wat een landschappen heb ik gezien. En dan krijg je ook nog de Tibetaanse cultuur erbij. Het was werkelijk genieten om door oostelijk Tibet te fietsen. De winter staat wel voor de deur en volgens Tibetaanse gewoonte staat de de deur altijd wijd open.
De Rabobank heeft besloten om van pas te wisselen en mijn pinpas op 12 oktober te blokkeren. Er schijnt een een geldautomaat in Ganzi te zijn die wel mijn pas accepteerd. Ik heb dus weer eens een tijdschema, want Ganze ligt 450 km verder op en ik heb vier dagen. Gelukkig voel ik me prima en ga ik op weg. Eerst een stuk terug, maar dat is niet erg want dat heb ik de vorige keer in de auto afgelegd, dus deze keer kan ik genieten van het mooie dal waar ik doorheen fiets. De dorpen langs de weg zijn ook grotendeels verwoest door de aardbeving. Het zijn dus geen dorpen meer maar maar tentenkampen. Waar vroeger het dorp was is er nu een vlakte met grote grondverzetmachines. De winter zullen deze mensen in een tent moet doorbrengen. Het eerste deel gaat berg af en als ik weer berg op ga heb ik wind mee. De weg is vrijwel leeg en ik ga door een dal met redelijk hoge bergen. De weg draait een zijdal in en ik start met het echte klimwerk. Het gaat lekker en na een tijdje sta ik boven op de 4700 meter pas. Ik ben trots op mezelf. Meer dan 1000 meter geklommen. De andere kant van de pas is totaal anders. Het is meer een plateau. Ik daal wel af maar een stuk langzamer.
Ook nu fiets ik langs wat dorpen die meer op tentenkampen lijken. De nieuwe huizen zijn echter bijna klaar. Dit is niet het gevolg van de aardbeving van april. In 2008 was er hier ook een aardbeving. Misschien is zijn ze hier bezig met de verwerking van die aardbeving. Het eerste stadje wat ik tegen kom Sershi Donzen is volledig georienteerd op het grote Tibetaanse klooster. Het is vrijdag, de vrije dag voor monniken, en de straten zijn vol met mannen in rood, oranje, geel en goud. Het is een mooi gezicht. Ik bezoek het klooster. Ik kan echter nergens naar binnen. De gebouwen zijn ook mooi aan de buitenkant. Zeker de onderkomens voor de monnikken zijn door hun repetitie mooi.
De weg wordt slecht en ik vraag twee keer of ik wel op de goede weg zit. Dit blijkt zo te zijn, doorhobbelen dus. Via een dorp waar ik even stop om koekjes te kopen met het gebruikelijk gestaar en gefrummel aan mijn fiets (kijken doen veel mensen met hun handen) ga ik langzaam omhoog naar de volgende pas. Ik wil ergens in de buurt van mensen slapen. Ik ben niet zo grote held in wildkamperen in mijn uppie, bovendien heb ik het koud en wil me ergens kunnen opwarmen. In de verte zie ik tenten. Dat wordt mijn doel, maar voordat ik daar ben stopt er een auto en een enthousiaste Tibetaan springt eruit en gaat me allerlei dingen geven. Het meeste weet ik af te slaan maar uiteindelijk hou ik er een traditioneel hemd en een soort van bidprentje/relikwie aan over. Het geeft een enorm warm gevoel. Als ik bij mijn beoogde doel ben, kan ik daar mijn tent opzetten en ik begin mijn mijn maaltijd te maken. Ik word nauw gevolgd in elke beweging die ik maak door twee pubers en een middelbare man. Het begint te wennen dat je totaal geen privacy heb. 's Avonds wordt ik uitgenodigd in hun tent om op te warmen. Dat is lekker want het regent ondertussen. In de tent zitten een koppel met een baby van 3 maanden en twee jongens. Ik denk dat die jongens familie zijn die komen helpen omdat de baby nog erg klein is.
's Ochtends word ik wakker met een vreemd geluid. Heel anders dan het blaffen van de honden die ik de hele nacht gehoord heb. Tibetaanse honden zijn gefokt om de hele nacht door te kunnen blaffen. Het geluid wat ik nu hoor, blijkt het geluid van het melken van de yaks te zijn. Even later worden de yaks van de lijn gelaten en sommigen komen nieuwsgierig om de hoek van mijn tent kijken. Ik staar terug over mijn kop koffie. De yaks hebben nog sneeuw op hun rug liggen. Het heeft deze nacht gesneeuwd. Ik ontbijt, breek de tent op en warm me op bij de kachel in de herderstent. Goed warm ga ik op pad. Er volgt een lange dag met veel tegen wind en in totaal drie passen. De laatste doe ik in de schemering en in het donker daal ik af. Ik heb geen geschikte plek gevonden om mijn tent op te zetten want het is hard gaan sneeuwen. Ik stop bij het eerste huis wat ik in de afdaling tegenkom. Natuurlijk mag ik daar opwarmen. Mijn wanten zijn weer doorweekt en mijn handen zijn gevoelloos. Natuurlijk mag ik daar ook blijven slapen en natuurlijk krrijg ik overheerlijke momo's te eten (gevulde pasta pakketjes die gestoomd worden). De man en vrouw zijn erg aardig en we hebben een leuk gesprek met mijn kaartje van de wereld. Die nacht blijkt de Tibetaanse hond aan de andere kant van het raam te blaffen. Als ik even naar buiten ga om te plassen, blijkt hij de hele tijd te blaffen naar mijn fiets. Dat gevaarlijk apparaat staat tegen het huisje! Tibetaanse honden worden niet gefokt op intelligentie.
Na de dag van tegenwind is beloning een hele lange afdaling met wind mee. Ik hoef deze dag maar 1 pas over. Deze is net als de vorige pas onverhard en door de vele sneeuw verworden tot een blubberweg. Ik fiets moeizaam omhoog en in een bocht kom ik een motor tegen. Vlak nadat hij gepasseerd is, hoor ik geroep achter me. Ik zie dat hij bijna over de rand van weg is gereden. De sufferd heeft teveel achterom gekeken naar mij. Een beetje kwaad help ik hem weer op de weg. Een beetje kwaad omdat ik nu ook helemaal onder de blubber zit. Maar goed het is ook wel begrijpelijk. Zoveel fietsers komen hier ook niet langs, dus die moet je wel even goed bekijken.....
In Maligongo kan ik me opwarmen in een hotel. Ik mag in de keuken naast de grote verwarmingsketels zitten om op te warmen en te drogen. Een medewerker maakt ondertussen mijn overschoenen schoon. Ze zijn hier superaardig. Dertig kilometer verderop slaap ik in de stalling van de motoren van een wegwerkerskazerne. Van 1 van de gezinnen die er wonen krijg ik nadat ik mijn eigen noodlesoup heb gegeten, nog een maaltijd voorgeschoteld. Kijk dat is pas goed voor jezelf zorgen!
Na een kleine pas daal ik af naar een hoogte dat er weer bomen zijn. Dat maakt me altijd weer blij. Ik fiets door lanen en geniet van de zon die zich weer eens laat zien. Het lukt me zelfs om even op een grote steen me te verwarmen aan de zon en een appel te eten. Ik eet mijn lunch bij een momo restaurant. Het is een tip van Hagen die hier een week eerder voorbij is gekomen. Het is inderdaad heerlijk. In Ganzi begin ik naar aan de zoektocht naar geld. Ik vond een automaat met alle logo's erop. Het wel van dezelfde bank als in Yushu waar ik geen succes had. Nu ook niet. Met de hulp van een lerares Engels kom ik erachter dat het hier niet mogellijk is om geld af te halen. Ook het wiselen van dollars is bij de bank niet mogelijk. Ik moet naar Kanding, zeggen ze. Ik ga op straat en bij verschillende hotels proberen mijn dollars te wisselen. Het lukt me alleen tegen belachelijke wissselkoersen. Ok ik ben wanhopig maar ik ga ook geen geld weggeven! Plotseling zie ik Nicolas als een reddende engel. Deze Franse fietser ben ik het eerst tegen gekomen in Murgab (tadzikistan) en nog eens in Chargilik aan het einde van de Taklamakan. Hij kan me wat RMB (Yuan) verkopen en we delen een hotelkamer. Eerst bezoeken we nog even in de schemering het klooster bezoeken en wat eten.
Nicolas besluit samen met mij naar Litang te fietsen. Zie deel 2 (waar ik ook uit leg wat er zo raar is aan Tibetaanse huizen)