Tjadzikistan 2
16 juli 2010
Khorog - Was het begin van Tjadzikistan al erg mooi, de weg naar Khorog is stapje hoger op de trede. We fietsen over een prachtige pas zonder enige autoverkeer en gaan vervolgens door een dal met hoge wanden door naar de hoofdstad van de Pamir. Afganistan ligt aan de andere kant van de woest stromende rivier.
We vertrekken uit Dushanbe in de hitte. We gaan te laat weg, half elf, en klimmen de eerste helling precies op het heetst van de dag. Het landschap bestaat voornamelijk uit kleinschalige landbouw en veel fruitbomen. Langzaam klimmen we naar een soort van pas en het lijkt steeds meer op de Alpen boven de boomgrens. De mensen zijn hier stugger, minder spontaan als de eerste dagen in Tjadzikistan. Minder "hello" geroep en op mijn "Asalam Maleikum" volgt soms niet eens een knik.
Holger en ik besluiten na 80 km te stoppen. Ik vraag bij een tankstationnetje of ik daar mag slapen. Gelukkig kan dat. Holger slaapt liever in zijn tent. Ik wil echter mensen ontmoeten. Samen met de vader en twee zonen slaap ik een in een kamer achter het loket. Het benzinestation is trouwens niet meer dan dit. Er is geen pomp. Buiten staan twee tankwagens gevuld met diesel en benzine. Overal, ook binnen, staan allerlei jerrycans gevuld met olie en benzine. Die avond steek ik maar geen sigaret op.
Na Obi-Charmi verandert de mooie asfaltweg in een weg die aan het degenereren is. Af en toe asfalt maar vooral gravel. De weg gaat weer naar beneden en dan weer omhoog, en weer naar beneden. Gisteren had ik gemerkt dat mijn voorband aan het scheuren is en Joris heeft die ochtend een nieuwe buitenband gekocht. Bij een eetstalletje treffen we hem. Hij rijdt verder naar Vomar met zijn auto om daar een ruige route naar Murgab te fietsen. 18 juli schijnt daar een Buskashi te zijn (polo met een dood schaap).
Het dal waar we nu doorheen fietsen wordt steeds ruiger en desolater. Vlak na de afslag naar Khorog stopppen we om te slapen. Er is een vervallen Kolchoz en daar zijn goede kampeerplekjes.
De volgende dag gaan we onderweg naar Tavildara. De mensen zijn weer vertrouwd vriendelijk en enthousiast. Ik word tot stoppen gemaand in een dorpje en voordat ik weet, zit ik aangeschoven bij een bruiloft. Ik krijg een bord Palav (Plov) voorgezet, vergezeld met brood en veel thee. Holger komt later en wordt ook onthaald. Na nog een bord Palav vertrekken we weer. Het was weer een prachtig staaltje gastvrijheid!
Het dal waar we doorheen gaan is rustig en doet erg denken aan als een dal in de Franse Alpen. Voor mij een vertrouwd gevoel. Als we uiteindelijk de rivier over moeten, blijkt de brug in onderhoud te zijn. Van de hangbrug is in het midden een paar stukken wegdek weg gehaald. Er is alleen een smalle stalen plank om over het ontbrekende stuk te komen. Ik schuifel met mijn fiets voetje voor voetje naar de overkant. Ik doe hetzelfde met Holger's fiets. Hij heeft een beetje vrees voor de schuifeltocht. Als ik in de kolkende rivier kijk, kan ik daar best wel inkomen.
Iets verderop is een politiepost waar we voor de derde keer sinds Dushanbe geregistreerd worden. Een kilometer verder is een mooi plekje om te kamperen en we ztten onze tenten op. We kijken uit over een brede vallei met een grote gletscherrivier die er doorheen meandert. Er zijn al veel besneeuwde toppen van bergen te zien.
Omdat de brug afgesloten is rijden we in alle rust de pas op. Geen auto te bekenen, wat een genot. Na vijf kilometer komen we langs de kampeerplek van Ludo, een Belgische fietser die een dag eerder uit Dushanbe vertrokken is. We gaan met zijn drieeen verder de pasweg op. Halverwege eten we bij een theehuisje waar ze blij zijn met waarschijnlijk de enige klanten van die dag. We denken dat we de pas al kunnen zien. Als we verder fietsen blijkt dit niet te kloppen. Er zijn nog vele bochten te doen. Het is makkelijk klimmen en zonder echt moe te worden kom ik op de pas aan. 3252 meter. Ik wacht op Ludo en Holger en geniet van het geweldige uitzicht. Lekker is dat het ook koel is. Beter dan al die hitte van steden in de dalen.
De afdaling is lang en alleen over gravel. Ik moet erg veel remmen en krijg kramp in mijn handen. Af en toe moet ik stoppen om mijn velgen af te laten koelen. Dit is echter niet vervelend. De weg kronkelt door een nauw dal naar beneden en uitzicht is adembenemend. Beneden vlakbij het hoofddal van de Panj slapen we in een boomgaard.
We fietsen langs de Panj. De grensrivier met Afganistan. Op de andere oever liggen dorpjes die veel armoediger lijken dan de dorpen aan onze kant van de rivier. Er zijn geen auto's te zien en alleen mannen met ezels lopen van dorp naar dorp. Wij genieten van de omgeving maar ook van de paradijslijke restaurantjes langs de kant van de weg waar we watermeloenen verslinden en de Kafir ons wel laten smaken. Het tempo gaat drastich omlaag door het genieten. De groene dorpjes worden gescheiden van elkaar door stukken vallei met weinig begroeiing. Deze stukken worden steeds kaler.
Dit gaat zo door tot in Khorog. De laatste dag fiets ik in mijn eentje. Ik heb Ludo en Holger achter me gelaten. Ik kreeg steeds meer zin om een stuk te fietsen zonder te wachten. Ik heb gemerkt dat ik een snelle fietser ben, zeker als de ondergrond ruw wordt. Ook wil ik op tijd in Khorog zijn omdat ik dan met de collega van Joris met zijn auto mee naar Murgab kan rijden. Ik kan vandaaruit via een mooie route terug naar Khorog fietsen (Jarty Gumbaz - Zar Kul - Wakhan valley) en de Pamir Highway volgen om naar Kirgizie en China te gaan. Ik kan dan ook de Buskashi in Murgab mee maken. Aanstraande zondagochtend vertrekken we. Het wordt een andere tocht dan tot nu toe en ik verheug me erop.